Effectieve gewasbescherming zonder resistentieproblemen vereist een geïntegreerde en planmatige benadering, scherp waarnemen en een zorgvuldige uitvoering. Hoewel biologische bestrijders steeds breder toepassing vinden, kunnen de meeste telers het nog niet zonder correctiemiddelen stellen. En tegen sommige schimmelziekten vinden nog regelmatig preventieve bespuitingen plaats. Nu het aantal beschikbare (chemische) middelen gestaag terugloopt, is het nog belangrijker dan ooit om daar kritisch, zuinig en weloverwogen mee om te gaan.
Scherp waarnemen, snel handelen
Vroegtijdig waarnemen en snel reageren kan het verschil maken. Dat vergt een gedegen kennis van middelen, pathogenen én toepassingstechnieken. Gewasbeschermingsadviseur Roel Hanssen (Mertens) legt zich in dit verband toe op komkommer, Erik Mooij is thuis in rozen en gerbera’s. Beiden stellen vast dat de resistentieproblematiek het grootste is in relatie tot insecticiden, waarvan het aantal toegelaten middelen de laatste jaren drastisch is teruggelopen.
Kijken naar chemische groepen
“Minder middelen betekent minder mogelijkheden om af te wisselen en een grotere kans op resistentie-opbouw bij plagen”, aldus Hanssen. “Daar komt bij dat er aan de nog beschikbare middelen meer beperkingen hangen dan we gewend waren.”
In komkommer noemt hij vooral de spintbestrijding uitdagend. “Floramite en Cantack zitten in dezelfde chemische groep. In het kader van resistentiemanagement kun je ze zien als één product. Dat zit niet bij alle telers tussen de oren. Voor verantwoord afwisselen moet je naar alle beschikbare middelen kijken. De laatste jaren komen er hoofdzakelijk biorationals op de markt, dus producten van natuurlijke oorsprong. Die zijn meestal niet systemisch, erg specifiek voor één plaag of ziekte en je moet ze vaak meerdere keren achtereen toepassen om voldoende resultaat te bereiken.”
Omdenken
Ook voor schimmelbestrijding zal er volgens de adviseur nadrukkelijker gekeken moeten naar biorationals. Dat vergt enig omdenken, ook als het gaat om toepassingstechnieken. De uitdaging is om nieuwe combinaties van middelen te vinden die elkaar aanvullen of versterken en de strategie bij te stellen.
Hanssen: “Veel tuinders hebben een voorkeur voor LVM, maar die methode is niet voor elk middel geschikt en ook niet altijd de beste keuze. Ik raad telers aan om ook af en toe te spuiten en middelen te kiezen die normaliter buiten beeld blijven. Voeg bijvoorbeeld eens Karma toe. Dat is een zout op basis van kaliumwaterstofcarbonaat, waar schimmels geen resistentie voor kunnen ontwikkelen. Een paar bespuitingen helpen echt om de meeldauwdruk te verlagen.”
Hoewel Mycosphaerella in komkommer de lastigste schimmel is, staat meeldauw met stip op twee. Rocket, nu nog het sterkste middel is tegen de ziekte, is na volgend jaar niet meer inzetbaar. Je kunt daar nu al op voorsorteren door nieuwe strategieën te testen.
Iedere klap moet raak zijn
Het middelenpakket is op sommige punten angstig smal, vindt onafhankelijk adviseur Erik Mooij, gespecialiseerd in de rozen- en gerberateelt. Hij stelt ook vast dat gewassen tegenwoordig langer worden aangehouden en dat kassen daarom minder vaak en minder lang leeg liggen dan gebruikelijk was. “Daardoor zijn er minder momenten dat je een teelt schoon kunt starten. Des te belangrijker is het dat iedere klap die je uitdeelt raak is.”
Stelselmatig controleren
Volgens de adviseur laat de toepassingstechniek vaak te wensen over door onoplettendheid, gebrekkig onderhoud en onjuist gebruik. “Verkeerde spuitdoppen, onjuiste werkdruk of spuithoek, te hoge of te lage rijsnelheid, niet goed functionerende drukmeters, verstopte doppen en filters; je komt het allemaal tegen. Daardoor komt het middel niet altijd waar het wezen moet en vallen de resultaten soms tegen.”
Stelselmatige controle van apparatuur en instellingen is volgens Mooij beslist geen overbodige luxe. “Vlak voor een behandeling dient de uitvoerder sowieso alles na te lopen. Een extra paar ogen kan helpen en houdt iedereen scherp. Ook tijdens de uitvoering is het nuttig om het spuitbeeld en de dopafgifte in de gaten te blijven houden. Ik merk dat telers die daar kritisch op zijn problemen vaak veel langer voorblijven.”
Ontwikkelingsstadia
De gewasbeschermingsexpert houdt zijn klanten voor dat middelen die op zich prima werken, toch hun beperkingen kunnen hebben. Hij noemt Bt-producten als voorbeeld. “Bacillus thuringiensis producten kunnen rupsen heel effectief bestrijden, maar het toepassingsmoment luistert nauw. Ze zijn vooral effectief tegen jonge rupsen. Op oudere rupsen vallen de resultaten vaak tegen. Dat leidt niet alleen tot blijvende plaagdruk en gewasschade, maar ook tot de noodzaak om alsnog chemisch te corrigeren.”
Tijdstip van spuiten
Portfolio lead Jan Mostert van Certis benadrukt dat ook het toepassingsmoment een verschil kan maken. Enerzijds omdat de trefkans van een middel gerelateerd is aan de leefwijze en het gedrag van de onderhavige plaag, anderzijds vanwege mogelijke relaties tussen de werkzaamheid van een middel en de klimaatomstandigheden in de kas. Zo kan het voor microbiële preparaten veel uitmaken of zij worden gespoten onder sterk drogende omstandigheden midden op de dag, of op tijdstippen wanneer het gewas langer vochtig blijft. Onder de laatste omstandigheden hebben de sporen van de insecten-parasitaire schimmel Beauveria bassiana (BotaniGard) meer gelegenheid om te kiemen en trips- of wittevlieglarven te infecteren.
“Er zijn bijna geen chemische middelen die niet-resistentiegevoelig zijn”, betoogt de expert. “Dat geldt ook voor plantextracten, waarin chemicaliën zitten die planten zelf maken om zich te verweren. Een belangrijk voordeel van microbiële middelen is dat de ziekte of plaag er meestal geen verweer tegen heeft. Hun beperking is dat ze meestal niet door het gewas worden opgenomen en het doel dus echt moeten raken. Bovendien zijn er vaak meerdere behandelingen nodig om voldoende impact te hebben op de populatie als geheel.”
Tankmixen en hulpstoffen
Het werken met tankmixen kan uitkomst bieden. Door middelen samen te voegen, kun je in één klap meerdere ziekten en plagen bestrijden. Mostert: “Reuze efficiënt natuurlijk, want het bespaart tijd en kosten. Bovendien gaat iedere bespuiting, zelfs met zuiver water, ten koste van de gewasgroei. Er valt dus veel voor te zeggen en in de praktijk wordt er dan ook veel gebruik van gemaakt. Zoals gewoonlijk zit het gevaar ook hier in de kleine lettertjes.”
Niet alle middelen zijn klakkeloos met elkaar te combineren. Voor de één is een hoge pH het beste, voor de ander een lage. Sommige middelen bevatten een uitvloeier of hulpstof die zijn werking ondersteunt, terwijl deze voor een ander product juist nadelig kan uitpakken. Het is ook mogelijk dat middelen in een tankmix met elkaar reageren, waarbij nevenstoffen ontstaan waarvan we de effecten niet kennen. En als een product om welke reden dan ook minder goed werkt, neemt de kans op resistentie-ontwikkeling bij de ziekte of plaag dikwijls toe.
“Kortom, bezint eer ge begint”, houdt Mostert telers voor. “Lees productetiketten zorgvuldig, volg de aanwijzingen op en raadpleeg bij vragen of twijfel altijd de wederverkoper, producent of distributeur. Gewasbescherming is te belangrijk én te kostbaar om zomaar wat aan te modderen. Houd je kennis op peil, blijf kritisch scouten, pas middelen verantwoord en juist toe – als het kan pleksgewijs – en wissel middelen op tijd af. Daar zullen we het voorlopig mee moeten doen.”
Gebruik gewasbeschermingsmiddelen veilig. Lees vóór gebruik eerst het etiket en de productinformatie.