Aan de rand van een nog diepgroen gewas licht Peter Lievaart zijn loofdoodstrategie toe. Hij liet zich vorig jaar niet verrassen door het wegvallen van Reglone, maar experimenteerde al enkele jaren met alternatieve methoden. De beste resultaten boekte hij met de combinatie loofklappen en spuiten in één werkgang.
Klappen in spuiten in één werkgang
Als spuitinrichting gebruikt Lievaart een Loof-Does. Deze efficiënte machine is uitgerust met fijnvernevelaars, die per rij een fijne spuitnevel op de geklapte stengels aanbrengen. De nauwkeurige rijbehandeling bespaart wel tot 50 % spuitvloeistof, waardoor met één tank bovendien een grote oppervlakte kan worden behandeld. Dat kan zowel Quickdown zijn als een ander middel zijn, afhankelijk van het te behandelen ras en de hoeveelheid loof. “Een verschil met Reglone is dat alternatieve middelen trager werken”, weet de teler. “Dat is niet per se nadelig, maar wel iets om rekening mee te houden.
Knollen groeien nog even door
Efficiënt telen staat bij Lievaart hoog in het vaandel. Op basis van rijbemesting gebruikt hij relatief weinig meststoffen, wat hij voor loofrijke rassen een must vindt. Vanaf het begin van de afrijping volgt de teler de knolgroei, waardoor hij het spuitmoment goed kan bepalen. “Reglone stopte de groei snel, maar na een bespuiting met Quickdown groeien de knollen nog even door. Daar moet je op anticiperen, anders loop je teveel uit de gewenste sortering.”
Taai loof
Wanneer Lievaart het loof kort voor de geplande doodspuitdatum te taai vindt, spuit hij het gewas eerst volvelds open met een middel als Quickdown. Een dag of vijf later volgt het klappen en rijenspuiten in één werkgang.
Versnelde natuurlijke afsterving
Na deze praktijkervaring zette technisch specialist Fokke Smit van Certis de optimale aanpak met Quickdown uiteen. “Voor aardappeltelers die Reglone gewend waren, is het wennen dat hun gewas anders reageert op Quickdown. Afhankelijk van het ras wordt de bruin/geelverkleuring pas na een dag of drie zichtbaar. Het lijkt veel meer op een versnelde natuurlijke afsterving, zoals het eigenlijk hoort te gaan”, vertelde hij.
Toepassing en dosering
Het aantal benodigde behandelingen met Quickdown hangt, zoals Lievaart al aangaf, af van de bladmassa en de vitaliteit van het gewas. Voor een eerste bespuiting in pootgoed-, consumptie- en zetmeelaardappelen adviseert Certis 0,8 l Quickdown en 2 l minerale of plantaardige olie per ha met voldoende water (350-400 l) voor een goede blad- en stengelbedekking. Smit wijst ook op het belang van de juiste spuittechniek en het in acht nemen van flankerende richtlijnen voor onder andere driftreductie. “Spuit bij voorkeur vroeg op de dag, want dan is het gewas vaak vochtig, Voldoende licht bevordert de werking”, vult hij aan.
Eén, twee of drie keer spuiten?
Wanneer een tweede behandeling wenselijk is, herhaal de behandeling dan na 5-7 dagen. In een pootgoedteelt kunt u dit combineren met loofklappen, wanneer dat bij de eerste bespuiting nog niet was gedaan. Bij rassen met zeer taai loof kan soms een derde behandeling nodig zijn. Hiervoor dient dan een ander middel te worden aangewend, aangezien Quickdown maximaal twee keer per teeltseizoen mag worden toegepast als loofdoodmiddel in aardappelen.
Loofklappen
Marco van Soesbergen ging in op elektrische loofdoding (elektrocutie) en looftrekken en -klappen. “Loofklappen is onmisbaar in zeer loofrijke gewassen, al dan niet gevolgd door een bespuiting met een middel”, geeft hij aan. “Looftrekken kan een alternatief zijn voor spuiten, maar soms geeft een combinatie van beide de beste resultaten.”
“Taailoofrassen kun je het beste vooraf bespuiten met Quickdown”, vult Smit aan. “Dat zorgt ervoor dat de knollen loskomen van de stolonen. Wanneer je 5 dagen later gaat trekken, krijg je minder knolbeschadiging en komen er minder knollen bloot te liggen die door vogels aangepikt kunnen worden.”
Gebruik gewasbeschermingsmiddelen veilig. Lees vóór gebruik eerst het etiket en de productinformatie.